
Drive for life
We kenden elkaar nog maar kort, maar het ging meteen heel snel. Ik, altijd rationeel, alles wikken en wegen, was binnen vier maanden na onze ontmoeting met haar in een bouwproject gestapt. Een eigen huis, een plek voor de toekomst. Ik zie ons nog op de bank zitten, in diezelfde periode. Of ik kinderen wilde, vroeg ze mij.
"Nu zie ik het beter. Ik miste een mentor. Iemand die dit ook heeft meegemaakt."
Collin
Op termijn zeker wel, ja, jeetje, we waren pas 26. Wist ik dat lange mannen met niet goed ingedaalde ballen – als jongetje was ik daaraan geopereerd, dat had ik verteld – een verhoogd risico op onvruchtbaarheid hebben? Uh, nee. Maar voor haar suggestie dat dat iets was om te controleren kon ik geen tegenargument bedenken. Oké dus, rondje huisarts voor bloedonderzoek en semenanalyse, en om af te toppen een echo in het ziekenhuis.
‘Gaat u daar maar liggen’. De verpleegkundige wees naar een stoel onder helling. Ik zonder onderbroek in een charmante positie, hij met het echoapparaat op zoek naar mijn edele delen. Als ik mijn hoofd een beetje draaide kon ik meekijken op het scherm. Mijn ogen gleden van het scherm naar zijn gezicht. Het was iets in zijn gelaatstrekken. Er vertrok iets, een spiertje. ‘Wat zie je nu eigenlijk?’, hoorde ik mezelf vragen. ‘Dat kan ik niet zeggen, ik moet even de arts consulteren.’ Voor ik het wist liep de verpleegkundige de deur uit naar een andere kamer. Daar lag ik. Er was zeker weten iets aan de hand. Toen hij terugkwam bleef hij vaag: ‘Je wordt een dezer dagen gebeld met de uitslag.’
Een toren aan de Zuid-As. Ik zit in pak op kantoor, we begeleiden een grote overname en het is razend druk. Een onbekend nummer belt. Geen tijd voor; mijn voicemail vangt de beller op. Een halve dag later blijkt het een jonge dokter van de Spoedeisende Hulp. ‘Wilt u direct contact opnemen?’ Als ik haar eindelijk te pakken krijg is de boodschap helder: ‘Laat alles maar uit je handen vallen.’ Een paar scans later heb ik een afspraak voor een spoedoperatie, de volgende ochtend al. Mijn ouders en vriendin waren in allerijl naar het ziekenhuis gekomen. Daar vonden ze een hoopje ellende, een boom van een vent, frontaal omver geramd door een intercity. Er kwam geen zinnig woord uit me. Is dit het nu? Eindigt hier alles?
Om 06.00 uur ga ik onder het mes. Exit zaadbal. Nee, ik wil geen prothese. Geen idee waarom niet, voelt raar, denk ik. Kon er ook niet héél lang over nadenken.
‘We zijn een opleidingsziekenhuis. Vind je het vervelend als anderen meekijken?’ Ik kijk om hoog en zie negen geïnteresseerde koppen. Ineens wordt het me allemaal veel te veel. Vlak voordat de narcose me wegvoert voel ik vanbinnen iets knappen en huil ik. Aan het eind van de ochtend mag ik naar huis met een kruis vol pleisters. Een paar weken zit ik verdwaasd in joggingbroek op de bank, geen idee waar ik aan toe ben, want de uitslagen van de pathologie moeten nog komen.
De wachtkamer. Straks weet ik het. Alles om me heen begint te suizen en te draaien. Het lijkt alsof mijn stoel onder me vandaan worden getrokken. Ik tuimel en buitel in een vrije val, onder mij is niets, geen grond, geen bodem, ik word een donker gat ingezogen. Hoe dit voelt is met niets wat ik ooit meemaakte te vergelijken. Raak ik bewusteloos? Ik knijp in de leuningen om in het hier en nu te blijven.
Het volgende moment zit ik tegenover de arts. ‘Het was de ingekapselde variant. Wel kwaadaardig, maar geen uitzaaiingen. Gelukkig! Ik zie je over drie maanden voor de eerste controle.’ Voordat ik het weet sta ik weer buiten. Het was dus wel kanker maar ik ga niet dood. Ik krijg niet eens chemo. Was dit wel echt gebeurd, of ben ik een neppatiënt?
Nu is het 13 jaar later. Als ik terugkijk denk ik: jongen, had nou veel eerder hulp gevraagd. Natuurlijk was je bang en in paniek. Jouw kwartier in die wachtkamer, toen je er rekening mee hield een doodvonnis te krijgen, was traumatisch. Dat mág wat kosten. Ik ben van het type: alles zelf oplossen. Controle is alles. In de jaren na de ingreep en die mazzeluitslag heb ik er alles aan gedaan de fitste persoon op aarde te worden. Dat van die verhoogde kans op kanker in mijn andere bal had ik goed in mijn oren geknoopt. Ik zou überfit worden. En dat werd ik ook. Ik ben als een bezetene gaan sporten. Vijf, zes keer per week mezelf afbeulen. I was king. Jammer genoeg werd ik ook een steeds minder leuke partner. En ook toen ik het geluk had vader te worden van twee jongens stond mijn behoefte aan sporten stiekem nog steeds voorop. Stel je voor dat ik mijn routine oversloeg! Het idee om te onderzoeken waarin die behoefte zijn oorsprong vond kwam niet in mij op. Intussen sloeg de angst mij regelmatig om het hart. Wat zijn dit voor bultjes? Een verdikking in mijn lies???!!!! Dat ik was doorgeslagen in mijn poging de baas over mijn lijf te spelen drong pas tot mij door toen de liefde van mijn leven dreigde de knuppel in het hoenderhok te gooien.
Nu zie ik het beter. Ik miste een mentor. Iemand die dit ook heeft meegemaakt. Die mij had kunnen zeggen: knul, het is normaal dat je paniek voelt, je hoeft het niet alleen te doen. Trots kan fnuikend zijn. We groeien op in de gedachte dat je het als man in je eentje moet kunnen fiksen, dat je anders geen echte vent bent. Maar dat is een misvatting. Door zo vast te houden aan een idee over hoe ik wat ik had meegemaakt moest aanpakken, heb ik mijn geliefden en vrienden behoorlijk tekort gedaan. Ik voel nu dat ik een goede balans heb gevonden. Doseren, dat is the magic verb. En ruimte geven aan gevoel. De route naar dit besef is pittig geweest, en des te meer ben ik gemotiveerd om mijn verhaal te delen. We maken allemaal keuzes naar eer en geweten. Mijn ervaring overdragen is belangrijk voor me. Wel nog even een minder zware side note: die overweldigende spanning in de wachtkamer heeft me opgeleverd dat ik nooit meer iets heel erg eng vind. Ik kan alles relativeren en durf daarom de grootste uitdaging aan. In mijn werk komt me dat heel erg van pas, want ik kan te allen tijde de rust bewaren.
Het is geen gegeven dat we morgen weer opstaan. Mijn sterfelijkheid heb ik aan kunnen raken. Dat is onderdeel van mijn identiteit geworden. Maar het is tegelijkertijd mijn drive for life.