ik-leef-zij-niet-meer
Illustratie: Jeltje de Koning

Ik leef en zij niet meer

24 juni 2022
Verhaal van Alexa Gratama
Artikel in NRC

Loslaten: Een half jaar geleden overleed Floor van Liemt (24). Haar moeder, Alexa Gratama, kijkt terug op haar laatste maand. ‘Even zijn we terug in een tijd dat alles onbekommerd was en ze moet ontwapenend hard lachen.’

"Ik heb nog iets te zeggen en dat komt nog. Ik vind het raar om zomaar te verdwijnen"

Floor

De klok werd afgelopen nacht weer een uur vooruitgezet, ook in Londen. Ik loop door Hyde Park, op weg naar Floors oudste broer, die hier een jaar studeert. Het is 27 maart 2022, op de kop af drie maanden na haar overlijden, en ochtend. In de middag kruipt de temperatuur al naar 18 graden maar ik draag nog een dikke trui, de frisse lucht prikt in mijn wangen. Sproeiers spuiten water over de met nieuwe graszoden bedekte velden, iets verderop stappen twee paarden richting Speakers’ Corner, hun ruiters in tijdloos tweed, een wonderlijk beeld midden in een stad met negen miljoen inwoners.
Intussen luister ik naar een lied dat me vol laat stromen, ik moet zo huilen, overweldigd als ik ben door het gevoel springlevend te zijn. Ik leef en zij niet meer.
Gisteravond aten we met z’n tweeën in een Spaanse kroeg, mijn zoon vertelde over zijn plannen voor komend jaar en sprak uit misschien journalist te willen worden. Niet eerder had hij aan die mogelijkheid gedacht, maar ook hij houdt van woorden, net als zijn zus, van vertellen wat mensen zouden moeten weten. Hij straalde en ik kon mijn ogen niet van hem afhouden. Floor leeft niet meer en daar praatten we over. Wat haar ziekte met ons heeft gedaan, hoe pijnlijk het verdriet soms is, maar ook hoe we erdoor worden opgetild. We hebben alle vier onze eigen manier, natuurlijk is dat zo. Wat we delen zijn de verbinding en trots, dwars door alle tijdlagen heen.

Ik loop door het park en zie overal bloesem, het is onmiskenbaar lente. Overmorgen is ze jarig, dan planten we thuis in Loenen een boom op haar as, een Japanse notenboom. Een boom is geen dochter, maar zo kan ik toch iedere dag naar haar kijken. Het is fijn haar naar me toe te halen, de tranen voelen vertrouwd, ze beginnen in mijn maag en stuwen zich een weg naar boven, alles vloeit, het is leven en liefde.

Een sluitstuk

Die dag ga ik mee naar de universiteitsbibliotheek, mijn zoon duikt in ingewikkelde literatuur over natuurbeheer en ik in mijn beduimelde ringbandje van de HEMA. Floor schreef tijdens haar ziekte columns voor NRC. In het eerste halfjaar hield ze een soort dagboek bij, dat was haar manier om grip op haar onwaarachtige lot te krijgen, later schreef ze alleen als ze anderen echt iets te zeggen had. In mijn boekje staan aantekeningen waarvan ik me heb voorgenomen ze voor haar tot een sluitstuk te smeden.

Dit stuk laat ik beginnen op een grijze dag, eind november 2021, in haar appartement aan de Weesperzijde.
Ik ben min of meer bij haar ingetrokken. Mijn domein is een kamertje beneden waar ze met vooruitziende blik nog snel een IKEA-bed had neergezet. De synthetische deken houdt me ’s nachts niet goed warm dus ik hoor in een toestand van halfslaap elke kuch en elke kreun.

Nu zit ze op de bank, ze heeft zich gedoucht en aangekleed. Ik kijk naar haar sterke voeten die niets met die van mij van doen hebben, het zijn de voeten van haar vader. Zonder sokken vertellen ze me dat ze niet zeker weet of ze vandaag naar buiten zal gaan. Een volle week lag ze in bed met de gordijnen dicht, een teiltje van de Xenos binnen handbereik en om de paar uur een pil tegen die verdomde misselijkheid.
Vandaag is het een druk gedoe langs de Amstel, er staan drommen jonge mensen met kinderen. „Kom kijken”, wenk ik haar naar het raam, „ik denk dat de boot van Sinterklaas in aantocht is.” Terwijl ze naast me staat zien we hem voorbij komen, met veegpieten en al. „Weet je nog, op Curaçao?”, vraag ik. Van de met zweetbaard en -pruik getooide expat van KLM, een reusachtige kerel, sleepten tabberd en voeten over de grond, het Palominopaardje dat voor schimmel moest doorgaan reikte nauwelijks tot zijn heupen.

Even zijn we terug in een tijd dat alles onbekommerd was en ze moet ontwapenend hard lachen. O, wat houd ik van dat geluid. Zal ik dat kunnen blijven horen, ook als ze er niet meer is? Nu het vandaag iets beter gaat wil ze verder met haar stuk voor de krant, het zal haar allerlaatste zijn en dat weet ze. Ik ben niet verbaasd dat ze haar kostbare tijd hieraan wil besteden, ze heeft nog iets te zeggen. „Help je me? Ik heb moeite mijn gedachten scherp te stellen.” Deze vraag kan, zoals veel andere, niet met nee beantwoord worden. Ik pak mijn ringbandje waarin ik, na bladzijden gekras over medicatie, bezoekschema’s en spuugbeurten, een schone opensla.

Wat hebben we veel samen zitten schrijven de afgelopen vier jaar. Nu schrijf ik alleen verder, voor jou. Dit zijn jouw gedachten, jouw woorden, lief kind, ik hoef ze alleen maar een beetje te ordenen.
Ik had op de grond aan het lage tafeltje voor het raam – zij zat weer in de hoek van de bank nu Sint was doorgevaren – geprobeerd haar tempo van spreken bij te houden. Wat ik in Londen teruglees zijn onregelmatige blokken tekst in mijn onmogelijke handschrift, ik ben de linkshandige dochter van een dokter. Tijdens die ene iets betere dag had ze gedacht met wat hulp haar verhaal nog af te kunnen maken. Dit staat er: „Ik heb nog iets te zeggen en dat komt nog. Ik vind het raar om zomaar te verdwijnen.” Ik had na haar overlijden ook nog een rommelige lap tekst op haar laptop gevonden. Haar wachtwoord is de naam van onze eerste hond met twee uitroeptekens, dat gebruikte ze gelukkig voor alles.

Haar eigen barometer

Half november was de SCEN-arts langsgekomen. Aan haar bezoek waren een paar angstaanjagend benauwde dagen vooraf gegaan. Floor was, opgehaald door een lieve vriendin, vervroegd teruggekeerd van een week Italië, waar ze in haar eentje had willen voelen hoe haar lijf ervoor stond. Omdat ze al maanden niet meer voor onderzoek in het ziekenhuis was geweest, was ze haar eigen barometer geworden. In de stilte van het Toscaanse platteland brak de ziekte door een laatste barrière en nu kwam dan die dokter met wie ze zou bespreken hoe ze het hebben wou. „Mam, ik zou graag willen dat jij thee maakt en ons dan even alleen laat.”

Ik was naar haar slaapkamer gelopen om een dekbedovertrek te strijken. Ik streek en mijn dochter sprak een deur verderop met een dame over sterven. Hun gesprek duurde misschien een kwartier en toen mocht ik weer binnenkomen. Nadat ze was vertrokken moesten we het natuurlijk over die dame hebben, het was een bijzondere verschijning geweest die zomaar in ons leven was opgedoken en die we nooit meer zouden terugzien. Vier maanden later klinkt Floors stem op uit haar notities: „Ze lijkt helemaal niet op een dokter, eerder op een stroopwafelbakster, maar wel een van de allervriendelijkste soort. Deze arts ziet eruit alsof ze elk moment in huilen kan uitbarsten, maar zelf voel ik weinig emotie. Totdat ze zegt: ‘Jij bent natuurlijk ook veel te jong. Jouw leven stopt veel te vroeg.’ Onmiddellijk voel ik verontwaardiging, wil ik hier iets tegen inbrengen. Maar ik laat niks merken, deze vrouw heeft natuurlijk ook geen gemakkelijke baan.”

Hier hadden we het op die Sint-intocht-ochtend over gehad en we zouden er tot het laatst over praten. Floor vond het een moeilijk concept: en ze leefden nog lang en gelukkig. „Lang is goed, dat is ons cultureel narratief, hoe meer tijd, hoe meer ervaringen, daarmee rekenen we onszelf rijk. Maar voor mij geldt dat niet, ik voel een ander verhaal. Of vertel ik mezelf dat alleen maar, om het straks goed te kunnen afsluiten? Moet je echt lang leven om gelukkig te kunnen zijn of is kort lang genoeg?” Als mensen verzuchtten dat het zonde was, ze was immers zo mooi en talentvol, dan riep dat onbedoeld bij Floor stress op, het idee dat er toch nog van alles moest gebeuren, dat haar leven anders niet goed, niet betekenisvol genoeg was geweest.

Ach, dacht ik op de grond aan dat lage tafeltje, wat mensen tegen je willen zeggen is hoe erg ze het vinden dat je de dood in het vizier hebt, sterven is ieders grootste angst en ze willen je niet verliezen. Ze gebruiken onhandige woorden waarvan ze de impact niet kennen. Maar is jong sterven ook jóúw angst, lief kind, of gaat het je er vooral om te durven vertrouwen op wat er voor jou is uitgedacht? Tijd is zo’n rekkelijk begrip, wat weten we er in deze overspannen wereld eigenlijk van, wat is haar waarde, op de keper beschouwd, wat is de relevantie voor het geheel der dingen? Je dacht aan de jonge reeën en hazen in Twente, dieren voelen dat het ergens tijd voor is, ze kijken geen klok. Aan mensen met een bijna-doodervaring flitst het leven in enkele seconden voorbij en toch omvatten die seconden dan alles.

Je hebt het meer dan goed gedaan

Inmiddels is het juni 2022. Aan het eind van deze maand stierf Floor precies een half jaar geleden. Haar laatste dagen spoelen regelmatig door mijn systeem. Ik heb het nodig ze op te roepen om het te kunnen geloven. Ze bestonden uit wachten, die dagen, een neus om de hoek, een glaasje water en tegen beter weten in ook een boterham met hagelslag, waar niets van werd gegeten. Hoe kon ik helpen? Ze leek zo alleen.

Voor mezelf had ik een plekje gevonden bij de haard die overdag niet brandde. Als bij toeval, maar waarvan we weten dat het geen toeval is, vond ik juist voor die dagen een boek van de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross waar ik veel aan had. ’s Ochtends vroeg, wanneer iedereen sliep en ik de oren gespitst hield voor een teken van leven, las ik over hoe je met stervenden zou moeten praten. Wat ik voor haar kon doen was haar bevestigen met haar eigen woorden. „Je hebt het meer dan goed genoeg gedaan, niet alleen voor de buitenwereld, maar bovenal voor jezelf.”

We zijn zes maanden verder en ik heb geen idee of dat lang is of kort. Ik loop met haar hondje langs de rivier, de zon breekt door de wolken en met Spinvis in mijn oren verdwijn ik in haar gedachten. ‘Aan de oevers van de tijd’, klinkt het, voor alles is een lied geschreven. Met mijn handen om haar smalle taille heb ik Floor opgetild en weg laten vliegen. Ga maar, lief kind, het is echt helemaal goed. Ik loop mijn rondje en moet zo huilen. Ik heb haar niet gewoon losgelaten maar zelfs een zetje gegeven. Zo voelt het voor mij en ik ben er trots op, maar wat had ik dat graag achterwege kunnen laten.

thumbnail_AMA_7944
Floor van Liemt