
Witte Raaf
Mijn leven lang heb ik mezelf een zondagskind gevonden. Een fijne jeugd? Absoluut. Studeren? Piece of cake. Geldzorgen waren er niet. Aan vriendschappen en liefde geen gebrek en als ik in de spiegel keek was ik best tevreden met de jonge vrouw die ik zag. De wereld lag aan mijn voeten. Ik had een toegangskaart tot alle voorstellingen en was daar dankbaar voor. Een paar maanden geleden kreeg ik het onbevattelijke nieuws dat kanker mijn lichaam is binnengedrongen. In de longen nota bene.
"Mijn arts zei tegen mij: Je bent een witte raaf."
Bij mijn weten ben ik nooit blootgesteld aan giftige gassen, zuren of stoffen en ik heb ook niet decennialang gerookt als een ketter. Nee, ik ben een meisje van twintig dat een studentikoze levensstijl had, maar niet wilder dan die van leeftijdsgenoten. Deze vorm van kanker komt vrijwel nooit voor op mijn leeftijd. Mijn arts zei tegen mij: ‘Je bent een witte raaf’.
Ik vind deze kanker een brutale aap. Hij heeft míjn lichaam uitgekozen zonder om mijn mening te vragen. Hij is zelfs zo achterbaks geweest om uit te zaaien, zonder mij daarvan op de hoogte te stellen. Hij is een vijand die zich aanvankelijk heeft voorgedaan als een onschuldige zeurkous; het aanhoudende kuchje leek niet meer dan het resultaat van een verkoudheid. Hij dringt zich aan mij op en sleurt me mee naar plekken waar ik nooit had willen komen. En brengt emoties teweeg waarvan ik niet wist dat die me zo diep konden raken.
Hij laat me ook vragen aan mezelf stellen. Over de betekenis van het leven en de dood. Over timing en willekeur. Maar ook over hele praktische zaken. Stel dat ik binnenkort iemand ontmoet met wie ik een date zou willen. Vertel ik dan beter maar meteen over de kanker? Van de buitenkant zie je immers niks. En moet ik het eigenlijk aan mijn kapper vertell e n? Het voelt alsof ik een groot geheim achterhoud als ik het niet zeg, maar aan de andere kant: het is nogal een bom die je dropt. Terwijl zo iemand alleen maar probeert een vriendelijk praatje met je te maken. Zo’n wapen in handen geeft je overigens wel een opwindend gevoel van macht. Ik zou elke sociale gelegenheid kunnen opblazen, als ik zou willen. Om dat idee kan ik dan wel weer lachen.
Nooit had ik gedacht dat ik mezelf dit soort vragen zou moeten stellen. Hoe zet ik die kanker nu op zijn plaats, zonder dat hij te veel ruimte in beslag neemt? Hoe kan ik ervoor zorgen dat de mensen niet alleen de brutale aap zien als ze naar me kijken? Hoe herpak ik mezelf weer na elke tegenslag en blijf ik ondanks alles nog van het leven genieten?
Het zondagskind had het gevoel dat de wereld aan haar voeten lag. Ik kon later alles worden. Op het eerste gezicht heb ik nu misschien geen veelheid aan keuzes meer, maar toch fantaseer ik mezelf nog steeds in alle mogelijke scenario’s. Op de zwaarste momenten zie ik mezelf omringd door mijn ouders en broers voor de laatste keer mijn ogen sluiten. Als ik me goed voel vraag ik me af hoe ik later aan mijn vier kinderen zal vertellen over een nare ziekte, waarvan ik dan allang ben gen e ze n . Wat de toekomst brengt weet niemand nog. Ik heb besloten maar gewoon geduldig af te wachten. Intussen mijn gedachten en belevenissen op te schrijven als een serie dia’s van een wonderlijk leven dat aan de ene kant vol is met het alledaagse gesodemieter van een doorsneestudent, maar tegelijkertijd een unieke wending heeft genomen.