Baas over eigen borsten
Ik loop het trapje naar de meditatiezaal af en ga in kleermakerszit op de wollen mat zitten. De warme deken die op de grond ligt drapeer ik over mijn bovenbenen, en ik laat mijn handen erop rusten.
Ik hoor niet letterlijk meer wat ze zegt, maar de toon, het ritme en het volume van haar woorden verzachten mij. Alsof ze direct naast mij zit, een arm om mij heen slaat en daarmee de toegang naar mijn hart forceert. De stiltes tussen de zinnen worden steeds langer, zoals de brok in mijn keel groter groeit. En dan voel ik de warmte over mijn gezicht rollen en proef ik het zout. Haar woorden zijn verstomd, in mij is alles verstild. Na een klein half uur deinen op mijn in- en uitademing voel ik mij als geworteld in de aarde, als een boom die daar jaren over heeft mogen doen. Het zichtbare boven de grond. Het onzichtbare ondergronds. Stevig. Altijd voelbaar voor mijzelf. Als ik er maar bij ga zitten.
Als ik op dat moment een emoji was geweest, was het die met de wijd opengesperde ogen.
Ik herinner me dat we op de snelweg rijden, het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis net verlaten met de boodschap dat ik zeven jaar later opnieuw geopereerd moet worden aan een, door de verpleegkundig specialist walgelijk verkleind, ‘gebiedje’ in mijn andere (nu dus ook niet meer zo) gezonde borst. Net als toen zakt ook deze keer de grond niet onder mijn voeten vandaan. Ik weet dat mensen dat lekker vinden bekken, maar ik voel, zittend op de koude kunststof designer stoel tegenover de vrouw die net met meelijwekkende blik op haar gezicht de hiervoor beschreven woorden uitsprak (voor wat extra effect houdt ze haar hoofd een beetje schuin), stevige grond onder mij.
‘Ben jij oké?’ vraag ik aan Mark. Na een bevestigend antwoord, waarvan ik niet zeker weet of het écht zo is, zeg ik ‘Bizar, ik voel me weer zo kalm.’ Als een tuimelaar die na een zwier van een babyhandje zichtbaar heen en weer wiebelt, maar er door het centraal aanwezige gewichtje altijd in slaagt een middelpunt en evenwicht te vinden. Er lijk iets in mij te leven dat mij in staat stelt in deze kanker-situatie toch een richtpunt te vinden. Zoals het licht aan het einde van de tunnel waar we op dat moment doorheen rijden.
Sommige tunnels zijn niet te ontwijken, voor andere rijd ik zonder moeite om. Ik bepaal graag zelf welke route er genomen wordt en wie mij daarop vergezellen. Geen achtbaan. Geen snelheidsoverschrijdingen. Mijn tempo. Ik wil heelhuids en met de kennis die ik nodig heb op mijn plek van bestemming – de operatietafel in dit geval – aankomen. Toen ik zeven jaar geleden van de chirurg hoorde dat ‘het’ niet goed was, deed ik het zonder gebruiksaanwijzing ook zo. Ik volgde mijn weg, stapte uit op plekken waar ik dat wilde, door sommige artsen omschreven als eigenwijs. Maar ik vertrouw graag op mijn eigen wijsheid, en legde de verzamelde wetenschappelijke inzichten langs de lat van mijn gevoel. Mijn interne Googlemaps wees mij de weg.
‘Plat is sowieso geen optie. Door wetenschappelijk onderzoek weten we dat vrouwen, zeker jonge vrouwen, daar psychisch last van krijgen omdat je dan je vrouwelijkheid verliest,’ antwoordt de jonge mannelijke plastisch chirurg in opleiding op mijn retorische vraag of er meer opties zijn dan de twee die hij tot dat moment uitvoerig met mij bespreekt. Als ik op dat moment een emoji was geweest, was het die met de wijd opengesperde ogen. En over haar mond voeg ik de letters ‘WTF’ toe. Waarom wil hij mij een kamer induwen, waar ik weliswaar door een paar hele kleine raampjes naar buiten kan kijken, maar waar het zicht bepaald wordt door hem? Liever nog legt hij mij in een dwangbuis en bepaalt hij welk rolgordijntje open mag: ‘Geeneen, blijf maar in het donker zitten.’ Wíe gaat voor mij bepalen wat goed is voor mij en hoe ik mij daarbij voel? En wie anders gaat er over mijn vrouwelijkheid, whatever that may be, dan ik zelf?
Dat vrouwen, en zeker een jonge vrouw als ik, er niet voor zouden moeten kiezen om zonder borsten door het leven te gaan, blijft in de weken die volgen resoneren. Niet omdat ik door de stelling overtuigd ben om dat inderdaad niet te willen. Vanuit een activistische houding neig ik steeds meer naar de optie ‘plat’. Zoals mijn oma tijdens de eerste feministische golf met haar vriendinnen de straat op ging voor ‘baas in eigen buik’, voeg ik de daad bij het woord en ben ‘baas over eigen borsten’. Denk ik.
Is kiezen voor zonder borsten door het leven gaan écht wat ik wil? Wat als ik, als zelfverklaard feminist, na een operatie waarbij ze al mijn borstklierweefsel verwijderen, tóch borsten wil? Omdat ik het om wat voor reden dan ook gewoon mooi vind? Mag ik mij dan nog wel zo noemen? Wie laat zich immers voor het seksistische karretje spannen dat een vrouw alleen vrouw is mét borsten? Vind ik mijzelf toch alleen vrouw als ik borsten heb? Waarom moet ik mij überhaupt afvragen of ik nog vrouw ben als ik borsten heb? Waarom zou je niet kunnen bepleiten dat je je nog vrouw mag en kan voelen als je zonder borst(en) door het leven gaat, én mag kiezen voor behoud van je borsten door een reconstructie, vrij van stempels van vrouwelijkheid? Dat dit en alles wat ertussen leeft naast elkaar mag bestaan. Is de basis niet dat ik als mens, als vrouw, zelf mag beschikken over mijn leven en welke keuzes ik maak?
Het woord autonomie is afgeleid van het Griekse autonomía of autos, wat zelf betekent, en van nomos, dat duidt op de wet. Autonomos geeft dus aan dat je jezelf eigen wetten oplegt. Welke wetten je jezelf oplegt kan veranderlijk zijn. Soms zijn ze niet direct hoorbaar of helder. Wat ik dan nodig heb, zijn specialisten die mijn zelfbeschikking respecteren, mij vertellen wat de opties zijn, álle opties, en wat deze inhouden. En een wollen mat.