Mijn blonde engel
Ik mag voor het eerst douchen na de operatie. ‘s Ochtends vroeg staat er een heel peloton aan artsen en chirurgen rond mijn bed, allemaal gefocust op mijn borst. Het ziet er goed uit, zeggen ze. Alleen een klein stukje van de tepel heeft het wat moeilijk met de doorbloeding, maar dat kan nog bijtrekken. We geven het een week. Als het dan niet verbetert, moet dat stukje alsnog worden verwijderd.
Het voelt alsof ik een knip-en-plakwerkje ben, iets waar je telkens aan kunt bijwerken, of in dit geval: bijsnijden. Ik voel me bijna geen mens meer. Alsof mijn lichaam niet meer van mij is. Ik ben er helemaal klaar mee om geen zeggenschap te hebben over wat er met mij gebeurt.
Er is een kans dat je tepel niet voldoende doorbloed is na de amputatie omdat je recent al geopereerd bent, complicaties en eventueel een spoedoperatie zijn mogelijk, had mijn plastisch chirurg uitgelegd. Vlak voor de borstamputatie vraag ik aan haar of ze mijn tepel wil verwijderen. Ze kijkt me aan en zegt: Je handelt nu uit angst, Britt. Je kunt op dit moment niet rationeel nadenken.
Het voelt alsof ik een knip-en-plakwerkje ben, iets waar je telkens aan kunt bijwerken, of in dit geval: bijsnijden.
‘Ik vertrouw op jouw expertise,’ zeg ik.
Ik word wakker en mijn tepel zit er nog. Na het hele schouwspel aan mijn bed krijg ik groen licht om weer naar huis te gaan. Een jonge verpleegkundige helpt me met douchen. Ik mag mijn linkerarm niet belasten en zeker niet boven mijn schouder tillen. Terwijl we samen mijn pyjama uittrekken, vraagt ze: ‘Heb je het al gezien?’
‘Nee,’ zeg ik. Ik heb nog niet de moed gehad om te kijken.
‘Wil je er samen naar kijken?’ vraagt ze zacht. Ze is duidelijk jonger dan ik.
Ik draai me naar de spiegel en kijk. Een paar seconden. Alsof ik naar iemand anders kijk. Mijn borst is een stuk groter dan ik had verwacht. Er loopt een rode, boogvormige, gelijmde snee van links naar rechts, net boven de tepel, Het bevalt me niet, en ik stap meteen onder de douche.
‘Wat vind je ervan?’ vraagt ze, terwijl ze met een washand over mijn rug gaat.
Wat antwoord je op zo’n vraag? Mooi gedaan? Langzaam knijpt ze de washand boven mijn borst uit. Straaltjes lauw water glijden over mijn wond. Ze kijkt geconcentreerd naar mijn borst en drukt zacht met haar wijsvinger net boven de snee in mijn huid.
‘Doet dit pijn?’
‘Nee,’ antwoord ik, ‘wat dan?’
‘Het lijkt een beetje verdikt. Ik zal de chirurg even vragen of ze er nog een keer naar komt kijken.’
Weer helemaal fris terug in bed staar ik voor me uit. Mag ik nou wel of niet naar huis? Op dat moment komt de chirurg binnen. Ze loopt naar mijn drain en kijkt er aandachtig naar.

De drain zit met een slangetje vast aan mijn zij. Een doorzichtige pot bungelt naast het ziekenhuisbed, gevuld met bloed dat langzaam zakt, donkerrood onderin, helderrood bovenin.
‘Wow, je drain!’
Een acute schok van angst schiet door mijn lijf. Wat is er met mijn drain?
‘Het lijkt erop dat je een inwendige bloeding hebt,’ zegt ze, terwijl ze de pot met bloed dicht bij haar gezicht houdt. ‘Het is te veel helderrood bloed. Als het binnen twee uur niet verbetert, moeten we je opnieuw opereren.’
Opereren, Opereren, Opereren. Hoe die twee uur verlopen, weet ik nauwelijks. Wanneer de chirurg uiteindelijk het verlossende woord geeft, dat het er niet goed uitziet, en een spoedoperatie aankondigt, huil ik onafgebroken en kan ik mijn benen niet meer stilhouden. Alsof ze de spanning probeerden af te voeren, als bliksemafleiders. Mijn moeder zit naast mij aan het ziekenhuisbed en kijkt radeloos.
‘Hoe kan ik je nu helpen?’
Ik kan daar geen antwoord op geven behalve dat ik verdomme niet weer achteruit wil. Daar lig ik weer, in dat ziekenhuisbed, in een blauwe operatiejurk. Ik fixeer me op de klok en het raam. Alsof ik met mijn ogen probeer de tijd vooruit te spoelen, of een vluchtweg kan vinden via het raam. Ik heb nog nooit zo’n drang gevoeld om uit een situatie te komen.
Het is de eerste nacht thuis na de borstamputatie en spoedoperatie. Mijn ex ligt naast me, nog steeds delen wij één bed. Een betaalbaar huis vinden in Amsterdam voor mijn dochter en mij bleek onmogelijk. Slapen lukt niet. De narcose en pijnstillers werken langzaam uit, en bij elk pijntje schiet ik in paniek. Mijn ademhaling versnelt, mijn borst voelt gespannen en gezwollen. Ik ga rechtop zitten, hopend op wat meer lucht. Als ik naar rechts kijk, zie ik mijn ex met zijn armen om een kussen slapen. Hij merkt niets. Ik pak hem bij hem zijn schouder en schud.
‘Ik denk dat ik weer een bloeding heb. Wil je alsjeblieft kijken?’
Hij kijkt niet. Het bed uitstappen met een drain aan je lijf is lastig. In de badkamer maak ik de knoopjes van mijn pyjama los en draai mijn borst naar hem toe.
‘Kijk goed,’ vraag ik.
Met slaperige ogen kijkt hij. ‘Ik zie niks geks.’
‘Zie jij geen verschil?’
‘Nee, ik zie niks geks.’
‘Weet je het echt zeker?’
‘Ga nou maar slapen, Britt.’
‘Het voelt verdikt. Kijk nou goed.’
‘Ik zie niks.’
‘Maak anders foto’s!’
Ik ga terug naar bed, maar slapen lukt nog steeds niet. Naast me ligt mijn ex alweer met zijn rug naar mij toe.
Dan ineens zie ik mijn dochter in de deuropening. Vier jaar oud, bloemenpyjama aan, haar blonde haren warrig en haar tuttie onder haar arm.
‘Mama, ik wil bij jou liggen,’ zegt ze zacht.
Ze kruipt bij me, in het holletje van mijn arm. ‘Welke borst doet pijn, mama?’
‘Deze,’ zeg ik, en wijs mijn linkerborst aan.
Ze geeft er zachtjes een kusje op.