Nijn
Snel trek ik mijn pyjama uit. Mijn roze haarelastiekje valt op de grond. De fijne slaapvlecht raakt los en mijn haren kriebelen over mijn rug. Mijn mooie bloemenjurk ligt klaar. Ik zoek twee dezelfde sokken in de kast. Stom, ze liggen allemaal door elkaar. Ik pak er één met hartjes en één met streepjes. Papa zal dit grappig vinden.
Ik wil al naar beneden, alleen de beren-wekker is nog niet groen. Dan moet ik eigenlijk nog even wachten. Ik heb papa en mama al wel gehoord. Ze gaan vandaag naar het ziekenhuis. Mama krijgt haar eerste toverdrank. Ik ga toch, ik wil haar snel mijn plan vertellen. Papa ziet me als eerste.
‘Goedemorgen Rosa, jij bent vroeg wakker!’
Ik huppel naar papa toe en knuffel hem. Ik geef hem ook een kus op zijn wang. ‘Auw, Pap je prikt, je hebt je niet geschoren.’
‘Klopt meisje, vandaag doe ik dat niet. Er zijn dingen die vandaag belangrijker zijn.’
‘Kijk eens naar mijn sokken.’
Papa kijkt en lacht hard. ‘Wat grappig, twee verschillende! Goed uitgekozen zeg.’
Ik geef hem een high five. Ik wist dat hij dit grappig vindt. Mama strekt haar armen uit en tilt me op. Ik knuffel haar met twee handen om haar nek, dat vindt ze de lekkerste knuffels. ‘Heb jij lekker geslapen mama?’
‘Nee lieverd, helaas niet. Ik vind het spannend vandaag en kon niet slapen. Stom he?’ Ze aait mijn losse haren. Ik vraag straks of ze twee vlechtjes maakt, want dat vind ik het mooist. Papa kan dat niet, mama wel, die kan heel veel verschillende vlechtjes maken.
‘Ik ook niet. Maar gelukkig heeft mijn Nijn me geholpen. Als Nijn bij mij is, dan slaap ik altijd goed.’ Ik trappel met mijn benen. Mama laat me los en ik ren naar de trap.
‘Ik heb een plannetje bedacht’. Nijn had ik stiekem al klaargelegd. Ik grijp een oor en loop terug. ‘Kijk mam, mijn Nijn kan jou vandaag helpen in het ziekenhuis. Als je het dan spannend vindt of moet huilen, kan je hem knuffelen.’ Ik duw Nijn tegen mijn buik.
De ogen van mama zijn nat. Dat zijn traantjes. Maar ze lacht ook.
‘Wat een lief plan. Ik weet zeker dat Nijn mij goed kan helpen.’
‘Ja, want als ik verdrietig ben, knuffelt Nijn mij altijd. En dan wrijf ik het zachte oor over mijn wang, kijk zo.’ Ik wrijf het puntje van het oor zachtjes over mama’s wang.
‘Lekker zacht is Nijn. Dank je wel lieve Rosa. Wat een goed plannetje heb jij bedacht. Stop Nijn maar in mijn rugzak, die staat al klaar op de bank.’
Ik huppel naar de bank en zie de gele rugzak van mama. Meestal neemt ze die mee naar haar werk. Dan zit haar laptop erin. Maar nu gaat de rugzak mee naar het ziekenhuis. Net als Nijn. Ik geef haar een kus en doe de rits open. Ik laat haar hoofd en oren uitsteken. Dan kan Nijn alles goed zien.
Nijn had mee moeten gaan met mama. Dan was het bloed wel goed geweest.

Ik weet dat mama kanker heeft. In haar borst. Dat hebben papa en mama verteld. Het zijn stomme gemene bobbeltjes die mama ziek maken. De dokter hoopt dat de bobbeltjes alleen in haar borst zitten. Ze hebben een foto gemaakt van de borst en de rest van haar lichaam. Ik wil de foto ook zien, maar dat kan niet. De dokters hebben die in het ziekenhuis gemaakt met een speciaal foto apparaat. Soms mag ik met mama’s of papa’s telefoon een echte foto maken. Maar dan zie ik geen bobbeltjes. Papa vertelde dat mama heel ziek zal worden en vaak naar het ziekenhuis moet. Daar krijgt ze heel veel behandelingen. Ik snap niet wat dat is. Papa heeft een voorleesboek gekocht. De postbode heeft die gebracht. Het verhaal gaat over een mama die ook gemene bobbeltjes heeft. Er zitten ook plaatjes bij van een mama in het ziekenhuis. Papa en mama waren heel verdrietig toen ze vertelden dat mama gemene bobbeltjes in haar borst heeft. We moesten allemaal huilen, mama het langst. Ze had haar bord niet leeggegeten. Papa bracht ons alleen naar bed. Mama kwam nog een kusje geven voor ik met mijn Nijn ging slapen. Ik slaap altijd met Nijn. Ik aai zachtjes over haar oortje, dat maakt me rustig. Ik denk dat Nijn mama ook goed kan helpen.
‘Zit Nijn in mijn rugzak?’
‘Ja, ik heb honger.’
‘Dat dacht ik al. Kom, je ontbijt staat klaar.’
Papa heeft Julie op haar stoel gezet en gaat naast mama zitten. Ze heeft koffie met een hartjes vorm van melk. Die maakt papa altijd voor haar. Zijn mini koffie is al op. Mijn zusje eet de binnenkant van haar boterham op. De korstjes niet. Die laat ze altijd liggen. Ik niet, ik eet die gewoon op.
‘Ik heb een vraag. Ga je dood als je kanker in je lichaam hebt?’
Papa en mama zijn stil, ze kijken elkaar aan en daarna naar mij. ‘Soms wel, maar gelukkig niet altijd. De dokters proberen om alle mensen die ziek zijn beter te maken.’ zegt papa.
Voordat hij verder praat, zeg ik snel ‘En mama? Gaat die dood?’
Papa is stil. Hij kijkt naar mama. Mama friemelt aan haar ketting, dat doet ze wel vaker. Ook aan haar ringen. Ik vind haar bloemetjes ring het allermooist. ‘De dokters gaan hun best doen om mama beter te maken, daarom krijgt ze toverdrank.’
‘Ik wil niet dat je dood gaat, Mama.’
In mama’s ogen komen tranen. Eentje rolt over haar wang. Ze veegt hem weg met haar hand. ‘Nee, dat wil ik ook niet lieve Rosa. Ik ga heel hard mijn best doen om beter te worden en heel oud te worden.’
‘Zo oud als oma-oma. Die is al bijna 94, toch?’
‘Ja klopt, ik wil ook zo oud worden. Dan kunnen we samen nog heel veel avonturen beleven.’
Julie laat haar korstjes één voor één op de grond vallen. Papa en mama worden dan altijd boos. Nu zien ze het niet. Ik zal ze zo opruimen, dan hoeven zij dat niet te doen.
‘Heb je nog meer vragen? Want je mag altijd alles vragen over die gemene bobbeltjes. Of andere dingen die je nog niet snapt of spannend vindt.’ zegt papa.
‘Wil je voordat ik naar school ga nog twee vlechtjes maken? Met de nieuwe haarspeldjes?’
‘Ja lieverd, dat zal ik zo nog even doen.’ Mama kijkt weer vrolijk, ze lacht.
Ik glijd van mijn stoel af en huppel naar mama. Ik kruip op schoot. Normaal leg ik mijn hoofd op mama’s borst, dat is lekker warm en zacht, net een kussentje. Maar ineens vind ik het spannend. Doet dat pijn? Welke borst is het ook alweer? Ik kijk omhoog, ik zie mama’s lieve ogen en ze lacht. Ze legt haar hand op mijn wang en duwt mij langzaam tegen haar borst. Lekker warm. Mijn ogen dicht. Mama is de liefste mama. Stom zeg, dat mijn mama gemene bobbeltjes heeft.
‘Mama, was jouw toverdrank rood?’
‘Wat bedoel je Rosa?’ Mama ligt op de bank. Ik zit aan tafel, alle regenboogkleuren liggen naast mijn tekenblaadje. Ik maak een tekening van mama in het ziekenhuis.
‘In het voorleesboek krijgt de moeder van Seppe rode toverdrank, in een zakje. Had jij dat ook?’
‘Nee, die van mij zijn doorzichtig en ééntje is oranje. Ik heb er een foto van gemaakt, wil je die zien?’ Mama gaat zitten en ik kruip naast haar op de bank.
‘Kijk, hier zie je het. Naast mijn bed staat een paal met een zakje oranje toverdrank eraan. Het lijkt een beetje op een kapstok.’
‘Hoe komt de toverdrank dan in je lichaam?’
‘De zuster prikt een naaldje in mijn arm. Kijk hier, zie je nog een rood puntje?’ Mama schuift haar mouw omhoog. Ik zie een ieniemienie rood puntje.
Ik kruip nog dichter tegen haar aan op de bank. ‘Doet dat pijn?’
‘Een klein beetje.’ Mama legt uit hoe de toverdrank via een slangetje en het naaldje in haar lichaam komt. Ondertussen beweegt ze haar vinger op de telefoon. ‘Kijk ik heb daar ook een foto van’.
Ik zie mama’s arm met een grote witte pleister. En een slangetje. Ik zie Nijn! Die zit bij mama op schoot. Nijn kan alles goed zien. Mama heeft een soort blauwe muts op met een band onder haar kin.
‘Waarom heb je een muts op?’
‘Die muts maakt mijn hoofd ijskoud. Als ik die op heb als de toverdrank mijn lichaam in gaat, dan hoop ik dat mijn haren niet uit vallen.’
‘Hoef jij dan geen nep-haar zoals de moeder van Seppe?’
‘Ik hoop van niet. Daarom heb ik de ijskoude muts op.’
Ik vind het er maar gek uitzien. Ik vind mijn eigen roze muts met bolletje veel mooier. En die is niet ijskoud. ‘En als je moet plassen? Hoe moet dat dan?’
‘Gelukkig heeft de paal wieltjes en de muts houd ik op. Ik kan gewoon naar het toilet.’
‘Dat is handig, een kapstok met wieltjes. Dat ga ik morgen op school vertellen’. Ik huppel naar de tafel en vind het oranje potlood.
Julie en ik spelen in de tuin. Door de zon is het lekker warm. We rollen de bal over. Als die schuin gaat en op het gras rolt, kruipt Julie ernaartoe. Dan giechelt ze, ik denk omdat het gras kriebelt aan haar blote voetjes.
‘Maaammaaaa, Julie stinkt naar poep.’
‘Hè, alweer. Ze heeft net een schone luier.’ Mama staat op. Papa komt naar buiten met een kopje thee en een hoedje.
‘Blijf zitten schat. Jij zou rustig aan doen vandaag. Geniet van je thee en zet je hoedje op, want je zit in de zon.’
Mama zucht en geeft papa een kus. Hij tilt Julie op en loopt naar binnen.
‘Wat bedoelt papa met rustig aan doen?’
‘Jij hoort ook alles.’ Ze blaast en neemt een slokje thee. ‘Ik ben heel moe van de toverdrank. En heb veel pijn. Als ik vandaag veel rust pak, dan voel ik me hopelijk snel weer beter.’
‘Zal ik dan papa helpen vandaag? En ik kan ook een beetje op Julie-tje letten.’
Mama staat op en gaat tegenover me op de grond zitten. Ze kijkt gek, ik zie rimpels boven haar hoofd en ze knijpt haar ogen dicht. Is ze boos? Nee. Ik denk dat ze pijn heeft.
‘Dat is lief.’ Ze opent haar ogen weer en aait zachtjes over mijn hand. Ik voel haar bloemetjes ring. ‘Je wil zo graag helpen, hè, lieverd! Dat is heel lief, maar jij mag lekker kind zijn, dat speelt. Ik hoop dat ik me snel weer beter voel en van rood naar oranje of zelf groen ga. Dan kan ik ook weer voor jullie zorgen, meespelen en samen leuke dingen doen.’
Mama en ik hebben samen een stoplicht geknutseld. Met drie gezichtjes, een groene blije, een oranje met een streepjes-mond en een rode verdrietige met tranen. En het wasknijper- pijltje laat zien hoe mama zich voelt. Vandaag is ze rood.
‘Als ik groen ben, dan kunnen we uit de wensboom iets leuks uitzoeken. Weet je al wat je dan samen wilt doen?’
Ik was heel verdrietig toen papa vertelde dat we niet altijd alles met z’n vieren kunnen doen. Hij legde uit dat als mama heel ziek is van de toverdrank, we soms zonder haar iets leuks gaan doen. Dat vind ik niet fijn. Daarom hebben we een wensboom gemaakt. Daarna hebben we dingen bedacht die we heel graag met z’n allen willen doen als mama niet ziek is. Die dingen noemen we wensen en heeft mama op kleine kaartjes geschreven. Er hangen al veel kaartjes in de wensboom. Ik had de meeste wensen: naar de Efteling gaan, samen knutselen, zwemmen, ijsjes eten, samen bij mijn peettante logeren en naar de blauwe speeltuin gaan. Julie-tje had geen wensen, maar riep wel hard ‘die ook, ikke ook mee’ als ze iets hoorde dat ze ook leuk vond. Papa koos pizza bakken en wandelen bij de grote zandbak en mama wil heel lang op reis naar Italië. Daar hebben ze de lekkerste ijsjes, zegt ze.
‘Ja, ik wil graag samen schommelen in de blauwe speeltuin. Wil je dan met mij in de ligschommel?’
‘Ja, dat wil ik heel graag, als ik minder pijn heb.’
Ik moet heel erg huilen. ‘Maaaamaaa! Ik vind Nijn niet’.
Ze heeft de gele rugzak al om haar schouder. ‘He, dat is vervelend, zal ik nog even mee zoeken?’
‘Ik heb overal gezocht’. Ik veeg met mijn mouw de tranen weg. Stom. Ik wil niet huilen, maar de tranen komen gewoon. ‘Ik kan Nijn echt niet vinden’.
‘Ik zal je helpen. Wel snel lieverd, want de taxi komt me zo ophalen.’ Meestal gaat ze met papa of een vriendin. Ze tilt mijn deken op, kijkt onder het bed en op mijn oma-stoel. Geen Nijn.
‘Kom, we zoeken beneden verder, misschien ligt je Nijn daar.’ Papa zoekt in de speelhoek. Geen Nijn.
‘De taxi is er,’ zegt papa.
Wat nu? Nijn moet mee om mama te helpen, zij is daar het beste in.
‘Is er een andere knuffel die mama mee mag nemen?’
‘Nee!’ Ik wil niet dat mama alleen gaat. Ik kijk naar de mand met knuffels. Zou Dollie ook goed kunnen helpen? ‘Neem dan Dollie maar mee.’
‘Dat is goed. Dank je wel lieverd. We vinden Nijn vast wel weer. Stop Dollie hier maar in?’ Mama ritst haar rugzak weer dicht. Ik geef haar een kus en zwaai haar uit. Gelukkig zie ik mama straks weer.
Ik loop samen met papa en Julie naar huis. Papa heeft verteld dat mama weer thuis is. Ze is heel moe en ligt te slapen.
‘Zachtjes naar binnen gaan meisjes.’ zegt papa. ‘Misschien slaapt mama.’
Ik schop mijn schoenen uit en open zachtjes de deur. Ik zie mama op de bank, met haar hoofd op een kussen. Haar ogen zijn dicht. ‘Hoi mam. Ben je moe?’ fluister ik.
Haar ogen gaan open. ‘He Rosa’. Ze lacht maar haar ogen zien er niet blij uit. Ze zijn ook maar een klein beetje open. Ze heeft rode wangen. Ik leg mijn hand op haar wang, die voelt heel warm. ‘Ja ik ben heel moe en heb veel pijn. Het was niet zo’n goede dag vandaag.’
Ik kijk naar het stoplicht, vanochtend mocht ik het pijltje nog op groen zetten.
‘Je mag het pijltje op het rode gezichtje zetten, lieverd. Ik ben heel blij dat ik weer thuis ben, bij jullie. Zullen we even knuffelen en kletsen? Dan ga ik daarna naar bed.’
Ze gaat langzaam rechtop zitten. Ik zie een emmer naast de bank staan. Papa heeft verteld dat mama veel buikpijn krijgt van de toverdrank en soms moet spugen.
‘Hoe was het op school vandaag?’
Ik klim op de bank en kruip tegen mama aan. Ik vind het niet leuk om mama zo te zien. Nijn had gewoon mee moeten gaan. Mama heeft pijn. Dollie heeft het niet goed gedaan. Nijn kan veel beter voor mama zorgen. Ik ga straks nog een keer goed zoeken, ik moet haar vinden.
We zitten allemaal op het muurtje en eten een ijsje. Ik zit tussen mama en papa in. Julie zit bij papa op schoot. Zij delen er eentje. Ik heb vanille, dat is mijn lievelings. Ik zie het rode puntje op mama’s arm, daar hebben ze vandaag bloed geprikt. Nijn was alweer niet mee. Ik weet nog steeds niet waar ze is. Dus heb ik Lama meegegeven. Het deed maar een klein beetje pijn. Nu moet ze wachten op de dokter die belt.
‘Oeps, het smelt.’ Ik kijk naar mijn knie, daar ligt een hele grote druppel ijs.
‘He Rosa, sneller likken, de zon zorgt dat je ijsje smelt.’ Papa veegt het weg. ‘Is het wel lekker?’’
‘Ja heel lekker. Goede wens hè mama?!’
‘Zeker lieverd, een top wens!’
Mama’s telefoon piept, ze staat op en loopt weg. Wij likken verder aan onze ijsjes en tellen de bootjes. Best lastig, ze bewegen allemaal.
‘Shit, de kuur gaat niet door.’
‘Wat zeg je, schat?’ Papa kijkt mama aan, die nu naast hem gaat zitten. Ze likt snel aan haar ijsje, net op tijd want ze had ook bijna ijs op haar knie.
‘Mijn bloedwaardes zijn te laag. Dus ik mag niet starten met de volgende kuur. Ze bellen later terug om te overleggen. Maar deze kuur gaat sowieso niet door.’
Papa en mama praten verder, ik snap het niet. Mama huilt en kijkt boos. Ze likt heel snel aan haar ijsje, het is al bijna op. Ik lik juist heel langzaam.
‘Wat is de kuur gaat niet door?’
‘Ik zal het uitleggen.’ Papa legt zijn warme hand op mijn schouder. Hij vertelt dat mama’s lichaam nog heel erg ziek is van de toverdrank. De dokter heeft dat gezien in haar bloed en dus mag ze niet de volgende toverdrank krijgen. Dat is jammer want dat betekent dat alles nog langer gaat duren. Papa draait zich weer om naar mama en knuffelt haar. Mama huilt nog steeds. Ze zegt zachtjes iets in zijn oor. Ik hoor het niet.
Nijn had mee moeten gaan met mama. Dan was het bloed wel goed geweest. Lama heeft niet goed geholpen. Ik moet Nijn terugvinden, voor dat mama weer naar het ziekenhuis moet.
Ik lig in bed en knuffel Dollie. Ik zoek naar het zachtste stukje om te aaien. Haar buikje? Nee. Het oortje? Nee, Nijns oor is veel fijner. Ik mis Nijn. Ik wil niet slapen zonder haar. Het lukt ook al heel lang niet. Papa hoorde me huilen. We hebben afgesproken dat we morgen een plan bedenken om haar terug te vinden. Mijn ogen willen niet meer slapen. Het lukte niet zonder Nijn.
‘Papa, ik heb een plan, wil jij een berichtje sturen naar iedereen die je kent?’
‘Waarom?’ Papa smeert een boterham. Ik zie pindakaas. Lekker, ik hoop dat die voor mij is.
‘Om aan iedereen te vragen of ze mijn Nijn hebben gezien? We moeten haar vinden want mama moet toch bijna weer naar het ziekenhuis?’
Papa knikt en smeert verder.
Ik vertel wie hij allemaal een berichtje moet sturen. ‘Oma, tante Smiek, Opi en Omi, mama van Ella, juf Sanne, juf Evi en oom Bill.’ De pindakaas is lekker. Papa lacht en pakt zijn telefoon.
Mama is mee naar de blauwe speeltuin. Ze is oranje en heeft maar een beetje pijn. Ze wil kort mee omdat ze het fijn vindt om even iets leuks te doen. We liggen samen in de ligschommel. Papa duwt.
‘Ik zie een dolfijn!’
‘Waar dan?’
Ik wijs naar boven. Ze moet snel kijken want de dolfijn beweegt en verandert langzaam in een ander dier. Maar welke weet ik nog niet.
‘Oh ja, wat mooi. Ik zie een olifant, zie jij die ook?’
Ik zoek maar kan hem niet vinden. Papa houdt zijn telefoon aan zijn oor.
‘Wat een goed nieuws. Dan komen we zo langs? Tot zo.’
Papa stopt de schommel. Ik ga zitten. Papa lacht.
‘Nijn is gevonden!’
‘Echt? Waar is Nijn dan?’
‘Juf Sanne heeft jouw knuffel gevonden en als we snel zijn, kunnen we Nijn nu ophalen, ze wacht op ons! Kom je mee?’
Papa tilt me op en ik pak zijn hand. Hij vertelt wat Juf Sanne heeft gezegd. Ik kijk naar achter, naar de speeltuin en zwaai. Mama zwaait terug. Ze zit bij Julie in de zandbak. Ik ben zo blij, ik huppel naar school. Nu kan Nijn weer mee naar het ziekenhuis. Elke keer weer en heel goed voor mama zorgen, zodat ze beter wordt.
Ik speel Uno met Omi. Alle kaartjes liggen op tafel, want ze vallen steeds uit mijn hand. Ik heb er een doosje voor gezet. Omi mag ze niet zien. Julie zit bij haar op schoot, ze is nog te klein om alleen mee te doen. Ik heb al twee keer gewonnen. Omi één keer. Ze past vandaag op, tot papa en mama terug zijn uit het ziekenhuis. En na het eten gaat ze weer naar huis. Nijn is mee. Misschien wel de laatste keer. Vandaag gaan papa en mama praten met de dokter. Die gaan vertellen of mama nog vaak naar het ziekenhuis moet. Nijn is al heel vaak mee geweest. Ik denk wel 40 of 50 keer. Of nog meer. Toen Nijn weer terug was heb ik haar iedere keer aan mama meegegeven. Nijn heeft goed voor haar gezorgd. Als mama terug kwam uit het ziekenhuis was ze heel moe. En had ze ook veel pijn. Dan was ze rood of oranje. Maar daarna werd ze weer groen. Dan konden we samen leuke dingen doen. De wensboom is bijna leeg. Maar de lievelings wens van mama hangt er nog. Naar Italië.
‘Daar zijn ze’, zegt omi.
Papa en mama lopen de tuin in. Ik ren naar buiten, naar mama. Ze tilt me op en knuffelt me hard. Tegelijk roepen we ‘auw!’
‘Auw mam, je knuffelt me veel te hard! En mijn vlechtjes zitten vast.’
‘Waarom zeg jij auw?’
‘Sorry lieverd, ik ben zo blij je te zien. Maar je optillen doet nog pijn aan mijn borst.’ Mama kijkt me aan. Ze lacht maar ik zie ook glinster traantjes in haar ogen.
Papa knuffelt Julie en kietelt haar met kusje in haar nek. Dan lacht ze altijd heel schattig. Nu ook.
‘Waarom ben je blij, mama?’
‘De dokter heeft gezegd dat de behandelingen klaar zijn. En ik hoef de komende tijd niet naar het ziekenhuis. Dat vind ik heel fijn, lieve Rosa.’
‘Dus we gaan op vakantie?’
‘Ja lieverd, we gaan naar Italië. Met z’n vieren!’
‘Hoef je dan nooit meer naar het ziekenhuis?’
‘Ja wel, helaas wel. Maar de volgende ziekenhuisafspraak is pas na de verjaardag van Julie. Dus we kunnen eerst heel lang op reis naar Italië.’
‘Jeeeeeejjjj! Mam, waar is Nijn?’
‘In mijn tas.’ Mama rits de rugzak open en ik zie het oor van Nijn al. ‘Dank je wel dat ze weer mee mocht.’
Ik knuffel Nijn. Ik zoek het zachte oortje en klap deze omhoog. ‘Goed gedaan Nijn, je hebt mijn mama goed geholpen. Mama hoeft nu heel lang niet naar het ziekenhuis. Ik denk dat ze beter wordt. Wil je ook mee op reis naar Italië?’
Nawoord
Dank allerliefste Joep, voor jouw voelbare steun, de ruimte en woorden van vertrouwen die je uitsprak. Dank Hannah, jij bent mijn inspiratie. Jouw eerlijkheid in vragen en delen van jouw gedachten zijn de kern van dit verhaal. Dank Amber, voor jouw knuffels en vragen vol emotie bevestigen dat ik mijn dromen mag volgen!
Dank Gilles van der Loo, voor jouw ondersteuning, de rake vragen, ruimte voor creatie en verbinding. Jij voelde aan wat ik nodig had om dingen los te laten, te groeien, richting te geven en helderder te verwoorden. Jij daagde mij uit om te blijven herschrijven, tot dat Nijn echt mijn verhaal was.
Dank Sanne, Emma, Anouk, Laura, Janna en Sanne Esther voor het meelezen, stellen van vragen en delen van jullie woorden en ervaringen.
Dank, Alexa Gratama en de gehele F|Fort Foundation voor Writing the Gap. Op een mooi moment tijdens mijn herstel, kreeg ik de kans om als AYA deel te nemen aan dit unieke schrijf traject. Onder begeleiding, woorden vinden om mijn gedachten en ervaringen samen te laten komen. Een wens die uitkwam. Dit traject heeft me kracht en vertrouwen gegeven om verder te spelen met woorden.
