Savine en ik

Savine Plat

Daar staat ze. Ze heeft een spijkerbroek aan met een simpel wit shirt, een bruin suède jasje en panterprint ballerina’s. Haar favoriete outfit. Hier voelt ze zich comfortabel in en lijkt ze rustig, maar ik weet dat van binnen een chaos is. Het deel dat voor mij onbereikbaar is. De zaal is leeg, op mezelf na. Ik moet toegeven dat ik wel een beetje zenuwachtig begin te worden. Ze had me uitgenodigd om hiernaartoe te komen, zonder toelichting. Wat zou ze willen? En waarom wil ze afspreken in deze ongezellig verlichte zaal? 

Ik kijk rond, de hoeveelheid van de kleur geel valt me op. Dat maakt het licht van de lampen, namelijk TL-buizen, nog feller. Hier en daar is er een poging gedaan om het gezellig te laten lijken met blauwe nepbloemen in een witte vaas. Grote fotoposters van de duinen nemen de meerderheid van de muur in beslag. Een schilderij van vissen hangt verborgen achter een pilaar. We zijn al jaren samen, Savine en ik. Sinds april hebben we daar precies 33 jaar van gemaakt. Ik heb er zin in, op de een of andere manier klinkt 33 jaar als een mooi rond getal. Ik weet alleen niet goed hoe zij hier instaat. Het is de laatste tijd rumoerig in haar hoofd, iets wat voor mij moeilijk te vatten is. De connectie met dat deel gaat nooit helemaal vanzelf. Maar schrijven helpt, dat weet ik. Elke vrijdag na de cursus komt ze weer een beetje vrolijker terug. Dan keert de rust weer terug in haar. Maar vandaag staat ze voor een microfoon, dat is nieuw. En alles wat nieuw is, daar word ik zenuwachtig van. Met haar ogen zoekt ze mijn aandacht. Dan trekt ze met haar hand de microfoon naar zich toe. Ze schraapt haar keel. ‘Fijn dat je er bent,’ klinkt het met krakende stem. ‘Vandaag wil ik je laten horen waar we tot nu toe aan gewerkt hebben.’

Samen aan gewerkt hebben? Dit heeft ze alleen gedaan… Het deel waar ik niet bij kan.

Ik schrik. Samen aan gewerkt hebben? Dit heeft ze alleen gedaan… Het deel waar ik niet bij kan. Daar heeft ze al die tijd gezeten. Ik vind het eng, want ik ben niet op de hoogte. Ze vervolgt: ‘Lief lichaam, ik zal beginnen met opbiechten dat ik je 17 jaar lang voor lief heb genomen. En als ik helemaal eerlijk ben, de periode daarna ook. Ik neem het mijzelf de laatste 15 jaar wel kwalijk, eerlijk gezegd. Ik had beter moeten weten, maar ik was nog niet zo ver. Ik was nog herstellende van de klap die we samen gevangen hadden. De klap die kanker heet. Jij bent altijd sneller geweest in herstel dan ik. Dus ik dacht, dit fixen we wel even samen. Jij en ik. De prognoses waren goed. Artsen waren positief, even een chemo’tje en bestralinkje hier en daar. Het klonk bijna als een verkoudheid. Niets om mij druk over te maken in ieder geval. Mooi, dacht ik. Dan zal het allemaal wel meevallen en kan ik binnen de kortste keren weer verder met mijn leven. Ik had veel te doen. Student zijn, feesten, verdoven. Er hoefde niets te veranderen. Maar hoe kon ik alles vergeten wat er gebeurd was, wanneer jij mij telkens kwam inhalen? De flashbacks naar de bijwerkingen begonnen ver na de behandeling. Pijn, ongemak. Waarom kon ik niet meekomen met de rest? In slaap vallen in de bieb? Drie keer een zin moeten lezen voordat ik begreep wat er stond? Om nog maar te zwijgen over mijn korte coupe, die schuilging onder een pruik totdat de sprieten van mijn krullenkop er onderuit kwamen. En wat ging het langzaam allemaal. Boos werd ik daarvan. Boos dat het maar niet snel genoeg ging. Oh, wat was ik boos op jou voor een lange tijd. Ik gaf je de schuld van alles wat maar niet goed ging. Het vertrouwen in jou was zoek. Ik was bang van je geworden. Hoe kon je ook van de een op andere dag in je eentje beslissen dat er iets kwaadaardigs in mij begon te groeien? Hoe kan ik erop vertrouwen dat dit niet nog een keer gebeurt? De artsen zeggen ook dat ik je niet kan vertrouwen. Je bent een risico geworden, want ja… kanker op jonge leeftijd betekent hoger risico op latere leeftijd. En wanneer is deze latere leeftijd? Nu? Over 5 jaar of 10? Ze weten en kunnen het niet zeggen. Kan jij mij dit dan wel vertellen? Hoe moet ik naar je luisteren?! Zeg het me dan!’

Abrupt stopt ze. Ze haalt diep adem en kijkt me vanaf het podium met grote ogen aan. Haar onderlip trilt. Ze kijkt een seconde lang naar boven. Wanneer ze me weer aankijkt zie ik een vochtige glinstering in haar ogen. Ik wil vanuit mijn stoel naar haar schreeuwen dat ze me wél kan vertrouwen! Is ze soms vergeten hoe moeilijk ze het míj́ de afgelopen jaren heeft gemaakt? Verdovende middelen, weinig slaap, nauwelijks sporten, om over voeding nog maar te zwijgen, een schildklier die niet goed werkt… Geen adempauze en ik blijf maar zorgen dat alles draait! Ik wil haar boos toespreken, hef mijn kin en frons mijn wenkbrauwen. Dan zie ik dat ze haar hoofd heeft gebogen, haar geblondeerde plukken vallen langs haar witte gezicht naar voren. Zenuwachtig probeert ze de plukken achter haar oren te strijken, zoals haar moeder altijd bij haar doet. Ze friemelt met haar vingers, iets wat ze doet als ze zich geen houding weet te geven. En voordat ik iets kan zeggen, spreekt ze uit waar ik al jaren op aan het wachten ben. ‘Het spijt me, lichaam. Het spijt me dat ik je nu pas de liefde kan geven die je altijd al verdiend hebt. Ik heb je lang beschouwd als een los apart deel van mij, iets wat zich tegen mij had gekeerd. Maar ik zie nu pas in wat voor hard werk jij geleverd hebt al die jaren en dat je blijft werken ondanks alle obstakels die ik jou geef. Ik vind het soms moeilijk om lief tegen je te zijn, naar je te luisteren en de zorg te geven die je nodig hebt. Ik zal je toelaten, want je hoort bij mij. Ik ben je niet vergeten. Ik hoop dat je mij kan vergeven, dat het nog niet te laat is om samen met mij te groeien tot een geheel. Ik hou van je.’

Savine Savine en ik illustratie